Tekstgrootte A A A

Zijn patiënten therapietrouw na niertransplantatie?

Na een niertransplantie moeten patiënten afweerremmende medicijnen innemen. Deze medicijnen zorgen ervoor dat de transplantaatnier niet wordt afgestoten door het lichaam. De afstotingsreactie wordt door de medicijnen geremd. Het juist innemen van medicijnen is voor transplantatiepatiënten dus van levensbelang. Toch is het niet voor iedere patiënt even makkelijk om therapietrouw te zijn, blijkt uit diverse onderzoeken. Een persoon die therapietrouw is volgt het advies van de arts precies op. In het geval van afweerremmende medicijnen betekent dit, dat iemand de juiste dosering van medicijnen op het juiste tijdstip inneemt. In het Erasmus MC onderzocht dr. Emma Massey samen met enkele collega’s welke factoren een rol spelen bij therapietrouw.

Hoe is dit onderzocht?

In het onderzoek werden interviews afgenomen bij 113 transplantatiepatiënten op drie momenten na de transplantatie (6 weken, 6 maanden en 18 maanden na de transplantatie). In de interviews werd gevraagd hoe vaak men een dosis pillen vergeet, hoe vaak de pillen te laat worden ingenomen en of men teveel of te weinig pillen inneemt. Ook werd gevraagd hoe iemand tegen zijn ziekte aankeek, of men bezorgd was over het functioneren van de transplantaatnier, en of men de noodzaak inzag van het innemen van de medicijnen. Vervolgens werd er gevraagd of patiënten het juist innemen van medicatie als een belangrijk doel zagen, hoe therapietrouw met andere doelen in het leven botste, maar ook of mensen zichzelf in staat achtten de medicatie juist in te nemen.

Zijn patiënten therapietrouw?

Therapietrouw werd gezien als een belangrijk doel welke goed in te passen was binnen de doelen van het dagelijkse leven. Mensen vonden van zichzelf dat ze goed in staat waren om het doel te bereiken en zagen de noodzaak van therapietrouw in. De emotionele reactie op de transplantatie en de ervaren impact van een niertransplantatie op het leven werd minder naarmate de tijd verstreek. Patiënten maakten zich wel zorgen over afstoting, maar hadden over het algemeen vertrouwen in het functioneren van hun donornier. De meeste deelnemers zagen de noodzaak van het innemen van de medicatie in, maar dit werd minder gedurende de 18 maanden na de transplantatie. Ook de mate van therapietrouw nam af na verloop van tijd. Achttien maanden na de transplantatie nam bijna een derde van de patiënten de medicijnen niet meer juist in. Voor patiënten die therapietrouw niet als een belangrijk doel zagen was het meer waarschijnlijk om therapie-ontrouw te worden. Ook bleek dat patiënten met een jongere leeftijd en met betaald werk minder therapietrouw waren.

Toekomstperspectief

Patiënten vinden therapietrouw belangrijk, maar het blijkt niet voor iedere patiënt makkelijk te zijn om de medicatie op de juiste manier in te nemen. Het is belangrijk dat toekomstige interventies focussen op het wegnemen van barrières voor therapietrouw. Daarnaast moet voor iedere patiënt bekeken worden hoe ze het nemen van medicatie kunnen afstemmen met andere doelen in het leven. Op die manier kunnen interventies aansluiten op de behoefte van de patiënt.

Omdat jong volwassenen minder therapietrouw bleken is er vervolgonderzoek gedaan naar therapietrouw in deze specifieke groep. Er werd gevonden dat de patiënten zichzelf als zeer therapietrouw beoordeelden op een schaal van 0-100. Echter, wanneer zij meer specifieke vragen kregen over therapietrouw (bijvoorbeeld het vergeten of het te laat innemen van het medicijn), dan bleek maar 35% echt therapietrouw te zijn. Er werden geen specifieke factoren gevonden die een rol kunnen spelen bij therapie-ontrouw in deze groep. Dit is een aandachtsgebied voor toekomstig onderzoek. Wel is het belangrijk om in de kliniek aandacht te blijven geven aan de noodzaak van therapietrouw.

Reageer op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

*